Moe. We zijn het allemaal wel eens. Na een korte of gebroken nacht bijvoorbeeld. Of wanneer je een lange werkdag achter de rug hebt. Een nachtje goed slapen of een lekkere vakantie en je hebt weer nieuwe energie. Het klinkt zo zeikerig, “ik ben moe”. Aanstellerig misschien zelfs. Of als een excuus. Dat komt misschien ook omdat moe zijn de normaalste zaak van de wereld is. Niet opmerkelijk of zorgwekkend.
Gisteren had mijn trein vanuit Amsterdam vertraging waardoor ik Utrecht mijn overstap niet haalde. Ik stapte uit, wachtte op de volgende trein en stapte in. Blindelings. Toen de trein stopte bij station Driebergen-Zeist ging er pas een lampje branden. Verkeerde trein. *&^@%!^@%%!. Op het andere perron vertrok vrijwel direct een trein terug naar Utrecht, maar die mistte ik natuurlijk. Resultaat? Blinde paniek. Ik moest een half uur wachten op de trein terug naar Utrecht, waar ik vervolgens in de JUISTE trein naar Den Bosch zou kunnen stappen. Je denkt nu vast: ja super kut, maar niet het einde van de wereld, toch? Klopt helemaal. Is het ook absoluut niet. Het is onhandig, duurt wat langer en inderdaad niet leuk. Maar helemaal geen reden tot paniek. Toch had ik het. Terwijl ik nu denk: jeetje mina.
Ik belde mijn moeder die dan niet oordeelt maar geruststelt. “Ben je zo moe?”, vraagt ze. Ja. Ik denk het. Als je al in paniek raakt van een verkeerde trein? Of ik vroeg of laat naar bed ga, het maakt voor de volgende dag geen verschil. Uit bed komen is hoe dan ook een opgave. Naar bed gaan daarentegen niet. Ik raak het kussen nog niet of ik slaap. Ik vergeet belangrijke dingen, soort kortsluiting in m’n hoofd. Veel deadlines of verantwoordelijkheden brengen me in de stress, terwijl ik prima weet wat en hoe ik iets moet doen en op tijd af moet hebben. Wijzigingen in mijn plan door dingen waar ik geen invloed op heb. Faalangst? Onzekerheid. Het lijkt of alles is uitvergroot.
Op de website van CCUVN las ik een artikel over vermoeidheid. “Er is echter een grote groep mensen die last van vermoeidheid blijft houden na uitsluitsel van lichamelijke oorzaken. Een deel daarvan kan te maken hebben met psychosociale factoren zoals acceptatie van het feit dat u een chronische ziekte heeft, aanpassing van de levensstijl, sociale factoren, pijn en emoties. Ziek zijn vraagt om aanpassingen en dat is niet altijd eenvoudig. Vaak gaan mensen ondanks hun ziekte nog voluit door. Dat gaat niet altijd goed. Tel daarbij het onbegrip op van de omgeving en de cirkel is weer rond.” Dat ik de ziekte niet heb geaccepteerd is duidelijk, daar wordt aan gewerkt. Onbegrip voor de ziekte wil ik niet zeggen, maar onwetendheid misschien wel. Misschien omdat ik het zelf ook erg lang heb onderschat. Maar kan je van je omgeving verlangen dat ze begrip tonen voor vermoeidheid? Iedereen is toch wel eens moe? Hoe leg je zoiets uit? Het is belangrijk het bespreekbaar te maken, maar dan alsnog is het logisch wanneer je omgeving soms niet kan begrijpen dat je vermoeidheid serieus een probleem is. Ik vind het een heel erg lastige situatie om mee om te gaan. Goeie om mee te nemen naar de medische psycholoog.