Persoonlijk

Onverwachts onverwacht

Een aantal weken terug schreef ik in dit blogje al over dat mijn ontstekingswaarde was gestegen. Op verzoek van de arts liet ik mijn waarde vorige week opnieuw testen.
Uitkomst: not pretty.

Opnieuw een stijging in mijn calprotectine. Van 870 naar 1100 zelfs. Ongeveer net zo hoog als tijdens mijn diagnose. Het verschil met toen is alleen dat ik nu geen klachten heb. Ik ben niet extreem vermoeid, ik heb geen buikpijn… Maar toch blijft die waarde maar stijgen. Iets wat volgens de verpleegkundige niet genegeerd mag worden.

Eens, natuurlijk. Er moet een verklaring voor zijn, of in ieder geval naar gekeken worden. Zijn er toch weer ontstekingen actief? Zo ja, waarom merk ik daar dan niets van? Vrijdag was ik weer aan de beurt voor mijn medicatie en de verpleegkundige kwam langs op de afdeling nadat zij had overlegd met de arts over de situatie.

Onderzoek

Ondanks dat ik al een vermoede had, kwam het nieuws toch flink binnen: een scopie. Je weet wel, zo’n naar kijkonderzoek. Staat niet per se bovenaan mijn lijst van favoriete dingen om te doen. In mijn hele Crohn-carrière heb ik slechts één keer een scopie gehad, namelijk voor mijn diagnose. Vijf jaar lang heb ik de dans dus weten te ontspringen. Het leek ook bijna te mooi om waar te zijn: zo fluitend door Crohnland fladderen.

Toen ik die scopie kreeg, vijf jaar geleden, ging ik hyperventileren. Ik vond het verschrikkelijk, ondanks een roesje. Ik vroeg daarom ook naar de mogelijkheden om er dit keer zo min mogelijk van mee te krijgen. Er zijn twee opties: of een middeltje en pijnstilling waardoor ik nog wel zou kunnen reageren, maar echt heel bewust maak ik het niet mee. Of narcose. Het nadeel van dat laatste is dat er een lange wachtlijst bij komt kijken. Ik zou dan pas eind september terecht kunnen.

Ik moest het nieuws even laten bezinken. Na het weekend zou de verpleegkundige bellen om te horen wat ik graag wil. Ik had bedacht dit weekend daar ook eens goed over na te gaan denken en misschien met een aantal mensen hierover te praten, maar dat liep een beetje anders.

Zaterdagavond zat ik samen met Roy en Sid in de tuin, gezellig biertjes te drinken, toen om twaalf uur mijn moeder belde. ‘Ik moet de dierenarts gaan bellen, het gaat niet meer’, zei ze. Onze hond Lodiers, de meest prachtige en lieve Bordercollie ever to have walked the face of the earth, liep al een tijdje wat slechter. Zaterdagnacht na het uitlaten, kon hij niet meer op zijn achterpoten staan.

Onverwachts onverwacht

Ik wist dat deze dag ging komen, maar toch overviel het me. Misschien omdat ik ook weken in denial heb geleefd. Mijn maatje had toch gewoon het eeuwige leven? Om half één reden we naar mijn moeder. Ik wilde bij hem zijn, hem knuffelen en nooit meer loslaten. Toen ik binnenkwam, was hij zoals altijd veel te blij om mij te zien. Zittend trok hij zich met zijn voorpoten vooruit om me te begroeten. Het brak mijn hart om hem zo te zien worstelen. Mijn moeder en ik sliepen die nacht beneden bij hem. Ik heb op de grond naast hem gelegen en heb hem de hele nacht vastgehouden.

De volgende morgen zijn we uren bezig geweest naar het zoeken van een dierenarts die thuis kon komen. Maar zondag en coronatijd lijken daar niet de ideale omstandigheden voor. Ik denk dat ik wel dertig dierenartsen heb gebeld, maar bijna allemaal verwezen ze door naar het Spoed- en Verwijscentrum in Barendrecht. Ook die kwamen niet thuis. We maakten een afspraak, maar het voelde niet goed. Lodiers kon niet meer lopen en daarnaast haat hij autorijden. Ik vond het verschrikkelijk om te denken dat we hem nog zoveel stress en pijn moesten bezorgen voordat hij rust zou hebben. Het ging er bij mij niet in dat er geen enkele dierenarts was die het beestje bij ons thuis uit zijn lijden kon verlossen.

Laatste poging, dacht ik. Als deze dierenarts het ook niet doet, heb ik alles geprobeerd. Ik belde een dierenarts uit Pijnacker, 46 kilometer verderop. Ik was helemaal voorbereid op dat ik te horen zou krijgen dat het buiten de regio was en daardoor onmogelijk, maar niets bleek minder waar. Buiten de regio, ja. Onmogelijk, nee. Wel extra kosten, want weekend en ver. Maar dat maakte ons niet uit. Lo zou geen stress hebben, dat was veel waard.

Wachten totdat iemand naar je huis komt om je dier in te laten slapen is raar. Beter dan wachten in een wachtkamer, natuurijk. Maar het gaat zo tegen je natuur in om iets dood te maken. Phoebe was doodziek en verloor de strijd. Dat was verschrikkelijk, maar ik heb niet voor een keuze gestaan. Nu maakten we die keuze wel. Het was onvermijdelijk en ook het beste om te doen, maar het voelt zo onnatuurlijk. Maar uiteindelijk doe je het uit liefde voor het dier, zo benadrukte de dierenarts ook.

Lodiers sliep al veel die dag. We hebben de hele dag bij hem op de grond gezeten. Toen de dierenarts binnenkwam, begroette hij hem alsof hij hem al kende. Met zijn laatste restje energie, stond hij op en kwispelde zachtjes. Om vervolgens voor de voeten van de dierenarts te gaan liggen. Alsof hij zeggen wilde: ‘kom maar door, ga je gang.’ Hij kreeg drie spuitjes, verdeeld over ongeveer een half uur. Eerst eentje waardoor hij rustig werd, vervolgens de narcose en als laatste de spuitjes die hem lieten slapen.

Tot hier aan toe ging het schrijven van dit blogje nog redelijk. Maar ik weet niet hoe ik de momenten na dat laatste spuitje moet omschrijven. Er ging van alles door me heen. Na dertien jaar is mijn maatje er niet meer. Hij zal mij niet meer overenthousiast begroeten als ik bij mijn moeder aankom. Geen getrippel meer over de laminaatvloer. Geen gezang meer als op zondagmorgen de kerkklokken luiden. Geen hard geblaf meer als de poort open gaat. Ik kan nooit meer door zijn krullen woelen of een aai over zijn bol geven. Mijn allerbeste, trouwste vriend, is er niet meer. En hoewel hij al dertien was en nu rust heeft, doet het niet minder pijn. Het enige wat scheelt is dat ik er vrede mee kan hebben. Maar dat maakt het gemis op geen uur na minder. Hij was er altijd voor me. De helft van mijn leven, zijn wij zijn leven geweest. Zijn baasjes en knuffelmaatjes.

We brachten hem naar het crematorium, waar je dan vervolgens nog een keer afscheid moet nemen. Nu van een levenloze hond, maar nog steeds prachtig. Ik denk dat ik hem gisteren wel drie miljoen kusjes en knuffels heb gegeven, in de hoop hem op zijn gemak te stellen. Zelfs nog in het crematorium. Toen we daar wegliepen voelde ik pas hoe hard mijn hoofd bonkte. Nauwelijks eten of drinken en heel hard huilen, resulteren blijkbaar in gigantische hoofdpijn. Daar is geen paracetamol tegen opgewassen.

Ik ga hem missen. Enorm. De eerste keer dat ik weer naar mijn moeder ga zal even flink slikken worden. En misschien de tweede keer ook nog wel. Wellicht went het nooit.

Vandaag belde de verpleegkundige. Ik heb voor de volledige narcose gekozen. Ook spannend, maar dan merk ik het tenminste niet. Ik merkte dat ze het liever anders had gezien, maar ze snapte ook waar mijn angst vandaan kwam. Daarnaast vond ik dit weekend wel weer even genoeg voor de komende weken en ga ik nu even goed voor mezelf zorgen.

Liefs

5 Comments

Geef een reactie